vrijdag 3 juli 2015

Bjorn Roose vertaalt (Engels) - Andropov (Zhores Medvedev), stuk uit 'The drive against corruption'

Na het korte uittreksel en dito vertaling van gisteren opnieuw een langere lap tekst uit het hoofdstuk The drive against corruption van Medvedevs Andropov-biografie. U kent het systeem al: eerst de originele Engelse tekst, daarna mijn vertaling.

“One of the main problems in dealing with corruption is the difficulty of distinguishing between its ‘legal’ and ‘illegal’ manifestations. Stalin, for example, institutionalized a system of secret payments of large sums of money to all high officials, from the rank of obkom Party secretary upwards, in addition to their official salaries. The banknotes were delivered in special envelopes, and these monthly payments were supposed to be confidential – the recipient was expected not to tell anyone else about them. Were they a kind of bribe? The idea behind them was to prevent individuals becoming dependent upon the usual type of bribe or other illegal sources of income, since the average salary was not sufficient to support a reasonably good standard of living and it was taken for granted that people would be open to bribery. The payments were clearly against the law. On the other hand, they had been introduced by the government as an ‘extraordinary measure’ during the war, and retained after it. Krushchev abolished them in 1956, but he soon introduced additional payments in kind, through a system of special shops and distributors where high officials could purchase items, or order them for delivery, at a very low cost or entirely free of charge. Krushchev’s intention was to save the valuable time of officials which would otherwise be wasted queuing, shopping and waiting around. Soon, however, the number of fringe benefits began to grow rapidly.

High Party officials became entitled to a free country cottage (dacha) – to at least two, if they were important enough, one close to their apartment for weekends and the other in a resort area like the Crimea, Sochi, Georgia or the North Caucasus. For each member of the Politburo there was an official residence in Moscow (dozens of houses were built on the Lenin Hills overlooking the Moscow river), although theoretically these were government property and the Politburo members retained their own private flats. The official residences were provided with salaried personnel: guards, waiters, cooks, maids, secretaries, etc. In Brezhnev’s time ‘maids’, ‘cooks’ and ‘secretaries’ were sometimes euphemisms for high-class call-girls, employed for the pleasure of the Party dignitary himself or for his guests. The dachas became more and more palatial in style, with swimming-pools and tennis courts, all built at the expense of the state. In addition, Brezhnev gave every high official the right to have a specially stocked hunting forest, guarded and banned to ordinary hunters, near Moscow or elsewhere. In Borovsk, for example, sixty miles from Moscow, where I worked from 1970 to 1972, one of the good local forests of about 300 acres became a hunting area for the Politburo member D.S. Polyanski. ‘Wild animals’ were brought there from other parts of the Soviet Union. All these privileges became institutionalized, ‘legal’, and many more could be added to the list. It is a small wonder, therefore, that other officials who received fewer ‘fringe benefits’ tried, nonetheless, to increase the luxury of their life-styles in every possible way, often exceeding the boundaries of legality. In any case the dividing line between the legal and the illegal was indistinct.

The kind of official corruption against which the 1980 campaign was directed was the excessively luxurious standard of living enjoyed by some high Party functionaries and the flagrantly illegal activity in which other highly placed people were involved. Two dramatic cases, which reached the dimensions of a national scandal, will serve to illustrate the magnitude of the problem and the high level at which corruption of this type occurred.

While large dachas were legitimate, for some officials this was not enough, and what they wanted in addition depended upon their taste, education and pastimes. Some ‘borrowed’ classical paintings from the reserves of local museums. One notorious scandal may, at the time of writing, still cost Grigorii Romanov his position as a member of the Politburo. Romanov replaced Tolstikov as First Secretary of the Leningrad obkom in 1970; he has a good war record and has served the Party well. However, he also has lavish tastes and in 1979, desiring to celebrate his daughter’s wedding party with regal spendour, he ordered Catherine the Great’s dinner service to be brought to his dacha from the Hermitage Museum. The service included hundreds of priceless, individually-made items, and all were used for the wedding dinner of Romanov’s daughter. The whole affair might have gone unnoticed had intoxicated wedding guests not begun to follow tradition and to smash the royal glasses. Romanov could not, therefore, return the collection intact. How much damage was done is not known, for, of course, the incident was not treated as a crime. There was not even an investigation at the time.” (p. 137-139)

“Een van de voornaamste problemen bij het omgaan met corruptie is de moeilijkheid onderscheid te maken tussen de ‘legale’ en ‘illegale’ vormen ervan. Stalin, bijvoorbeeld, installeerde een systeem van geheime betalingen van grote sommen geld aan alle hoge functionarissen, vanaf de rang van regionaal Partijsecretaris omhoog, als extraatje bij hun officiële wedde. De bankbriefjes werden afgeleverd in speciale omslagen en die maandelijkse betalingen werden verondersteld confidentieel te zijn – de ontvanger werd geacht er niemand anders over te vertellen. Was dat een soort omkoping? Wel, het idee erachter was te verhinderen dat individuen afhankelijk zouden worden van het gewoonlijke soort omkopingen of andere illegale inkomsten, omdat het gemiddeld salaris niet voldoende was om een redelijk goede levensstandaard te onderhouden en daarom werd aangenomen dat mensen open zouden staan voor omkoping. De betalingen waren duidelijk onwettig, maar anderzijds waren ze wel ingevoerd door de overheid als een ‘buitengewone maatregel’ tijdens de oorlog en daarna behouden. Chroesjtsjov schafte ze af in 1956, maar hij voerde al snel soortgelijke extra betalingen in via een systeem van speciale winkels en verdelers waar hoge functionarissen zaken konden kopen, of bestellen, tegen een zeer lage kost of helemaal gratis. Chroesjtsjovs bedoeling was de kostbare tijd van zijn mensen te sparen die anders maar zou verspild zijn aan in de rij staan, winkelen en rondhangen. Al snel echter werd het aantal ‘kleine voordelen’ snel groter.

Hoge Partijfunctionarissen kregen recht op een gratis buitenhuis (datsja) – zelfs minstens twee, als ze belangrijk genoeg waren, een dicht bij hun woonplaats voor de weekenden en een in een recreatiegebied als de Krim, Sochi, Georgië of de Noordelijke Kaukasus. Elk lid van het Politbureau kreeg ook een officiële residentie in Moskou (tientallen huizen werden gebouwd op de Leninheuvels bij de rivier), hoewel deze theoretisch staatseigendom waren en de leden van het Politbureau ook hun eigen appartement behielden. De officiële residenties werden voorzien van betaald personeel: wachters, butlers, koks, meiden, secretarissen, enzovoort. In Brezjnevs tijd waren ‘meiden’, ‘koks’ en ‘secretarissen’ soms eufemismen voor luxehoertjes, gebruikt voor het plezier van de Partijdignitaris of zijn gasten. De datsja’s werden meer en meer paleizen, met zwembaden en tennisvelden, allemaal gebouwd op kosten van de staat. Daar bovenop gaf Brezjnev elke hoge leider het recht op een eigen stuk bos om in te jagen, bewaakt en verboden voor gewone jagers, in de buurt van Moskou of elders. In Borovsk, bijvoorbeeld, zestig mijl van Moskou, waar ik werkte van 1970 tot 1972, werd een van de mooie lokale bossen van zo’n 12.000 are het jachtgebied voor Politbureau-lid D.S. Polyansky. ‘Wilde dieren’ uit andere delen van de Sovjet-Unie werden er heen gebracht. Al deze privileges werden geïnstitutionaliseerd, ‘legaal’, en ik zou er nog veel meer kunnen opnoemen. Het mag dan ook een klein wonder heten dat andere functionarissen die minder ‘kleine voordelen’ ontvingen desalniettemin probeerden hun luxeleventjes te verbeteren op elke mogelijke manier, daarbij vaak de grenzen van het legale overstekend. Die grenzen tussen legaal en illegaal waren sowieso nauwelijks te onderscheiden.

De officiële corruptie waar de campagne van 1980 tegen gericht was, was het overdreven luxeleventje van sommige hogere Partijfunctionarissen en de flagrante illegale activiteit waarin andere hooggeplaatste personen betrokken waren. Twee dramatische gevallen, die uitgroeiden tot de grootte van een nationaal schandaal, kunnen dienen om de omvang van het probleem te schetsen en het hoge niveau waarop corruptie van dit type voorkwam.

Hoewel grote datsja’s wettelijk waren, was dat voor sommige functionarissen niet genoeg en wat ze verder wilden hing af van hun smaak, opvoeding en hobby’s. Sommigen ‘leenden’ klassieke schilderijen uit de reserves van lokale musea. Een zo’n schandaal zou, op het moment waarop ik dit schrijf, Grigorii Romanov wel eens zijn positie als lid van het Politbureau kunnen kosten. Romanov verving Tolstikov als Eerste Secretaris van de regio Leningrad in 1970; hij heeft een mooie staat van dienst in de oorlog en diende de Partij goed. Maar hij heeft een nogal exclusieve smaak en in 1979 bestelde hij, omdat hij het huwelijksfeest van zijn dochter de nodige luister wou geven, het servies van Catharina De Grote uit het Hermitagemuseum en liet dat naar zijn datsja brengen. Het servies omvatte honderden onschatbare, met de hand gemaakte stukken, en elk ervan werd gebruikt voor het bruiloftsmaal van Romanovs dochter. Misschien was de hele zaak onopgemerkt gebleven als de beschonken bruiloftsgasten niet de traditie gevolgd hadden en de koninklijke glazen aan diggelen hadden gesmeten. Daarom kon Romanov de collectie niet intact terug laten brengen. Hoe groot de schade is weet niemand, want het incident is, uiteraard, niet behandeld als een misdaad. Er was destijds zelfs geen onderzoek.”

De eerdere edities van deze serie (die zo langzamerhand op zijn einde aan het lopen is) vindt u hier:




Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Ook iets te vertellen ? Ga je gang !